‘Waar ben je?’, vraagt de man geregeld aan mij, terwijl ik naast hem zit. ‘Hier’, antwoord ik bijna standaard. Ik snap zijn vraag, maar antwoord geven vind ik vaak moeilijk en tijdrovend- zeker als ik precies wil zijn.

Overgave
Het is mooi dat ik hem noem, want vandaag zijn we vier jaar getrouwd. En dacht ik vier jaar geleden te weten waar ik voor koos, tegenwoordig ben ik de weg regelmatig kwijt. Dat voelt soms als waanzin, iets anders zegt me dat het overgave is. Overgave aan hoe het is.

Plek
Gister was ik op bezoek bij een vriendin die ik lang niet had gezien. We gingen naar het Groninger museum en naar de kroeg. Ik mocht vrijuit tegen haar aan praten, en zij tegen mij. Ik heb haar mijn gebied verteld. Wat ik beleef, wat ik zie, wat ik voel, wat ik te doen heb, waar ik ben. Daar had ik uren tijd voor nodig, maar langzaam daalde ik in. Dit is dus waar ik ben. Ik klopte weer, ik viel op mijn plek.

Niet weg
We keken laat in de avond naar ‘Niet meer zonder jou’, een radicaal openhartig gesprek tussen de Turkse actrice Nazmiye Oral en haar moeder. De titel intrigeerde me. Nazmiye wil haar leven leven, maar niet als een vreemde voor haar moeder. Ze wil gekend worden, ze wil echt contact, en ze doet daar moeite voor door haar hart op tafel te leggen en van haar moeder hetzelfde te vragen. ‘Alles mag in deze ruimte,’ zegt ze, ‘maar je gaat niet weg.’ De echtheid benam me bijna de adem en confronteerde me met wat ik allemaal uit de weg ga.

Want ik verlang ernaar hetzelfde te doen, en niet alleen met mijn moeder.  Gekend, gezien, gehoord worden: het is de weerklank van mijn aanwezigheid in deze wereld. Ik kan niet zonder de ander. Niet zonder geliefd te worden, niet zonder afhankelijk zijn. Ik hoor erbij. En hoe meer van mij aanwezig mag zijn, hoe dieper ik mij kan verbinden. Dat vraagt moed en dat vraagt ruimte. Ruimte die ik zelf kan maken.

Capsule
Terwijl ik dit schrijf, zit ik in de trein. Ik ben opgesloten in een soort capsule: mondkapje op, oortjes in, bril op, de medemens op veilige afstand. In dit alleen zijn hoef ik me niet te verhouden. Ik kan alles maken en ontdek dat ik vrijuit chagrijnig kan kijken achter mijn mondkapje. Maar ik ben op weg naar huis, naar de plek waar het mij het heetst onder de voeten is. Waar ik zo graag radicaal openhartig ben, maar waar ik me ook overgeleverd voel aan de golven van onze ontmoeting, en mijn angst voor intimiteit.

‘Waar ben je’, vragen we straks aan elkaar. ‘Vertel eens wat je ziet.’ Ik neem de tijd, dit keer. Ik neem wat ik nodig heb om er echt te kunnen zijn.